Instrumenten

Wat is nu juist een fanfare instrument. Wel in theorie zijn de gehele familie “koperblazer en slagwerk” fanfare instrumenten, aangevuld met de saxen familie die als enige houtblazers deel uitmaken van een fanfare. De Dwarsfluiten, klarinetten etc kunnen dus niet terecht in een fanfare, …

Even kort een opsomming maken; in een fanfare spelen trompetten, cornetten, bugels, schuiftrombones, hoorns, baritons, tuba’s, eufoniums, sopraansax, altsax, tenorsax, baritonsax, slagwerk, drums, melodisch slagwerk, pauken .

Laat ons de verschillende instrumenten even visualiseren en de uitleg er meteen bijzetten die we in wikipedia vonden.


DE TROMPET

zoals jullie kunnen zien op de foto hiernaast is dit dus de trompet … De trompet is een blaasinstrument waarbij het geluid ontstaat doordat de lippen die tegen het mondstuk geplaatst worden, met de adem in trilling worden gebracht. De trompet klinkt vrij hoog en heeft een heldere doordringende toon. De afstand van het mondstuk tot aan de beker is ca. 50 cm. De lengte van de buis varieert echter per stemming. De buis is voorzien van een drietal ventielen, Hij eindigt in een trechtervormige beker, net zoals bij de meeste koperen blaasinstrumenten. De trompet heeft van oudsher een cilindrische buis die een scherpe klank ontwikkelt, en wordt daarom tot het scherpe koper gerekend. Door de eeuwen heen zijn de mondpijp (het eerste gedeelte na het mondstuk) en de beker echter steeds meer conisch geworden om het instrument makkelijker bespeelbaar te maken.

DE CORNET

De cornet is een aan de bugel verwant koperen blaasinstrument. In vergelijking met de bugel is de cornet wat lastiger bespeelbaar door de engere mensuur. De toon van de cornet is hierdoor minder mild dan die van de bugel, maar duidelijk milder dan die van de trompet. De cornet lijkt veel op de trompet. Het verschil is voornamelijk dat de buis van de cornet een conische vorm heeft en die van de trompet een cilindrische: tussen het mondstuk en de beker wordt de diameter van de buis van de cornet steeds wijder. Ook is de cornet compacter gebouwd, met wijdere bochten dan de trompet. De cornet staat overwegend in Bes gestemd. In de fanfare zitten de cornetten aan de trompet pupitter.

 

DE BUGEL flugelhorn

De bugel of flugelhorn is een koperen blaasinstrument in Bes of Es of sporadisch ook wel C met drie ventielen (in onze fanfare enkel Bes of sib bugels) dat een belangrijk instrument is in fanfare-orkesten. De bugel heeft binnen de brass band een bijzondere status, maar een brass band heeft maar een bugel. De vorm van de bugel is geheel conisch voorbij het ventielhuis en met ruimere bochten dan de trompet, waardoor de bugel een veel zachtere, warmere en rondere klank heeft. De bugel is uitgevonden door Adolphe Sax, die ook de saxofoon ontwierp. Adolphe Sax wilde namelijk een instrument hebben dat op een trompet leek, maar een zachtere en warmere klank had.

 

DE SCHUIFTROMBONE

De trombone (in de volksmond ook wel foutief schuiftrompet genoemd) is een blaasinstrument en wordt tot het scherpe koper gerekend. Een trombone bestaat uit drie onderdelen; Een ketelvormig of V-vormig mondstuk. Dit steekt in een lange cilindrische metalen u-vormige uitschuifbare buis (de coulisse). Hierna volgt de bekersectie, die wel conisch uitloopt. Door het uitschuiven kan de bespeler de effectieve buislengte verkorten of verlengen, waarmee ook de toonhoogte verandert. Ook onze jeugd heeft de weg naar dit mooie instrument gevonden. De klank van de trombone is wat plechtig.

 

 

DE HOORN

Tegenwoordig kennen we de hoorn als blaasinstrument. De hoorn wordt gerekend tot de koperblazers. Een hoorn is een koperen buis die begint met een mondstuk van ca. 17 mm. doorsnede, daarna conisch breder wordt tot circa 12 cm. Na een cilindrisch gedeelte (ongeveer 1/3 deel van de lengte van de gehele hoorn) mondt de buis uit in een conische beker met een d oorsnede van circa 30 cm. De beker is beduidend groter en anders van vorm dan die van de trompet. De totale lengte van de hoorn is afhankelijk van de grondstemming van het instrument: een Bes-hoorn is pakweg 2,75 m, een F-hoorn 3,78 m en een C-hoorn 4,72 m. Tegenwoordig is een combinatie van twee hoorns in een instrument gebruikelijk, namelijk de dubbelhoorn (F – Bes). Dit is het standaard instrument in professionele symfonieorkesten. De dubbelhoorn wordt gebruikt voor het vergroten van het bereik en het krijgen van een andere klankkleur of timbre: de Bes-hoorn heeft een scherpere klank waardoor het meer geschikt is voor signalen; de f-hoorn is zachter van klank waardoor hij meer geschikt is voor het samenspel met houtblazers en strijkers. Een zeldzaamheid (alhoewel steeds vaker voorkomend) is de tripelhoorn (F – Bes – f). Op de afbeelding is een dubbele hoorn te zien, te herkennen aan de dubbele laag gebogen buizen die aan de ventielen is bevestigd.

DE BARITON

De tenorsaxhoorn of gewoonlijk bariton genoemd is een saxhoorn. Hij staat gestemd in bes en heeft een iets scherpere en hogere klank dan het eufonium, die toch nog zacht is. Meestal heeft een bariton drie ventielen, hoewel er exemplaren zijn waar een vierde ventiel is bijgezet. De bariton en het eufonium lijken sterk op elkaar, maar zijn toch verschillend qua klank en functies. Het verschil tussen bariton en eufonium zit hem in de vorm van het instrument: de bariton is cilindrisch opgebouwd, in tegenstelling tot het eufonium, dat conisch is opgebouwd, zijn klankbeker helt uit. De stembuis van de bariton kan in beide richtingen erin gestoken worden, terwijl die van het eufonium maar in een richting past wegens zijn verbredende vorm. De bariton behoort tot de saxhoorns, terwijl de eufonium een tuba is.

 

DE TUBA eufonium

De tuba is de naam voor een koperblaasinstrument in het bas-register. Soms wordt de term ook breder opgevat en instrumenten die onder de tubafamilie worden geschaard zijn het eufonium (soms tenortuba genoemd) en de (bas)tuba’s (gestemd in F, Es, C of Bes). Tuba is een benaming die in vele talen wordt gebruikt en ongespecificeerd verstaat men onder ’tuba’ meestal een bastuba. In Vlaanderen heeft men in amateur blaasorkesten echter dikwijls de gewoonte om onder de term ’tuba’ een eufonium te verstaan, wat voor enige verwarring kan zorgen. Een eufonium of tenortuba is een koperen blaasinstrument (ook euphonium). De toon is te vergelijken met een baritonzanger. De naam eufonium komt oorspronkelijk van het Griekse woord euphonos, wat betekent “mooie klank” of “mooi geluid” (eu betekent “mooi” of “goed” en phonium betekend “klank” of “geluid”). Het eufonium is een instrument met drukventielen. Bijna alle huidige modellen zijn uitgevoerd met drukventielen, hoewel modellen met draaiventielen nog wel bestaan. Iemand die op een euphonium speelt wordt een euphoniumspeler genoemd. Het instrument zelf wordt soms aangeduid als euph.

Dit waren de koperblaasinstrumenten, nu een korte uitleg over de saxen …


DE SAXOFOONS

Een sopraansaxofoon of sopraansax is een van de kleinste (en hoogste) leden van de saxofoonfamilie. De soprillo en de sopraninosaxofoon zijn kleiner terwijl de altsax een maat groter is. Een sopraansax is doorgaans recht, in tegenstelling tot de alt en lagere leden van de saxofoonfamilie. Maar de Sopraansax komt ook in een gebogen vorm voor (vorm van een altsax). Deze vorm is niet zo heel erg zeldzaam, verschillende merken maken dit soort vormen maar er is wel een andere wel zeldzame vorm: namelijk de saxello ( een gebogen hals met een naar voren staande beker). De sopraansax staat doorgaans gestemd in bes en blaast zoals alle saxofoons over in het octaaf waardoor het spelen van een toonladder vergelijkbaar is met op een blokfluit. Qua mensuur is de sopraansaxofoon te vergelijken met een klarinet. Beide zijn enkelrietinstrumenten. Het grote verschil in klankkleur wordt voornamelijk veroorzaakt door de verschillende boring; een sopraansaxofoon heeft een conische boring terwijl een klarinet een cilindrische boring heeft. Een klarinet blaast over in het duodeciem. Een ander verschil met een klarinet is dat men bij de klarinet zelf de toongaten met de vingers dicht moet houden, terwijl men op een sopraansax daarvoor geconstrueerde kleppen bedient; de toongaten bij een saxofoon zijn – zeker in de buurt van de beker – veel groter dan bij een klarinet.

Een altsaxofoon of altsax of alto is de meest voorkomende uitvoering van de saxofoon. Het instrument staat gestemd in de toonsoort Es hoewel ook uitvoeringen in C voorkomen. De altsax is goed te herkennen aan de rechte hals (bovenste stuk waarop het mondstuk bevestigd wordt), die boven de body (de rest van het instrument tot aan de beker) abrupt naar beneden knikt. De hals van de eveneens veel gebruikte en grotere tenorsaxofoon is daarentegen welvend.

De tenorsaxofoon of tenorsax is na de altsaxofoon de meest voorkomende saxofoon. Het instrument is meestal in Bes gestemd, een enkele keer in C, en heeft een S-vorm met een zwanenhals. De tenorsax heeft een rijke klank en wordt in harmonieorkesten, fanfareorkesten en big bands gebruikt. Het is een belangrijk instrument in de jazz. En heeft een bereik van Bes klein tot G3.

De Baritonsaxofoon of baritonsax is een wat minder gebruikelijke saxofoon dan de tenor- of altsax. Het instrument is doorgaans in Es gestemd, en heeft vaak als extra noot een zogenaamde ‘lage-A’ waar de overige saxofoons een bereik tot een ‘lage-Bes’ hebben. De baritonsax heeft een lage en warme klankkleur, en wordt een enkele keer in een harmonieorkest gebruikt. Een saxofoonkwartet heeft de baritonsax als laagste instrument in hun midden. De bariton is ook erg bekend geworden door het populaire gebruik in vele Motownliedjes. Ook qua vorm is de baritonsax anders, waar de tenorsax alleen een bocht in de hals heeft, heeft een baritonsax een tweetal extra 180graden bochten bij het mondstuk.

Ook de uitleg over het slagwerk mag en kan niet ontbreken

Onder slagwerk in het algemeen wordt in de muziek verstaan: de muziekinstrumenten die men doorgaans d.m.v. een slagtechniek bespeelt, zoals de diverse soorten trommels, bekkens en kleinere instrumenten zonder specifieke toonhoogte. Voorts bestaan er slagwerkinstrumenten met een specifieke toonhoogte, zoals de pauken en de gong. Het drumstel (een combinatie van trommels, bekkens en soms ook percussie-instrumenten)wordt veelal gebruikt in pop- en rockbands, in jazzmuziek en steeds vaker in orkestverband.

Onder percussie wordt meestal verstaan: de kleinere slagwerkinstrumenten en een aantal instrumenten die uit de wereldmuziek afkomstig zijn, dat wil zeggen: uit andere dan de westerse klassiek muzikale traditie, zoals de claves, conga’s, bongo’s en de guiro.

DE DRUM

Een drumstel (ook: drums) is een muziekinstrument of liever gezegd een aantal slagwerkinstrumenten dat door 1 persoon, een drummer, bespeeld wordt. De basisopstelling van een drumstel bestaat uit een aantal trommels en een aantal bekkens: bassdrum (1) snaredrum of snarentrom (3) high-tom mid-tom low-tom (4) floor-tom (2) hihat (5) cymbals / bekkens (6) Het hart van een drumstel bestaat uit de bassdrum, de snaredrum en de hihat. De bassdrum wordt met een pedaal bediend en geeft de lage klanken. Onder het ondervel van de snaredrum is een matje met metalen snaren gespannen. Hierdoor maakt de snaredrum (kortweg ‘snare’) een fel en scherp geluid. De hihat is een door de voet beweegbare bekkenset waar de drummer met zijn stokken een ritme op slaat. De hihat kan via de voet worden geopend (de bekkens komen dan los van elkaar). Als er op de hihat wordt geslagen op het moment dat deze wordt geopend, en als daarna de hihat wordt gesloten, ontstaat er het karakteristieke ‘sis-geluid’ van de hihat. De vellen van alle trommels worden dusdanig gespannen, dat het geluid van iedere trom op elkaar is afgestemd. Hierbij is het niet juist om over een ’toonhoogte’ te spreken, omdat trommels geen regelmatige geluidstrillingen produceren. Ze produceren juist een ‘ruis’ en daarom wordt er bij trommels over een ‘klank’ gesproken. De drummer bespeelt het drumstel met drumstokken of brushes/kwasten. De stokken geven een hard geluid, de brushes geven een zacht en wat ‘waterig’ geluid. Kenmerk van een drummer is dat hij zijn handen en voeten onafhankelijk van elkaar beweegt in een bepaald ritme. Dit natuurlijk zonder de maat te verliezen. Wat bekkens (Engels: Cymbals) betreft, bestaat er een onderscheid tussen afslagbekkens (Engels: Crash cymbals) en ritmebekkens (Engels: Ride Cymbals). Daarnaast bestaan er ook specifieke bekkens als de ‘splash’ (klein afslagbekken met een hoge klank) en de ‘china’ (een speciaal gevormd afslagbekken met een korte en robuuste klank).

DE PAUKEN

Een pauk is een keteltrom met een gedefinieerde toonhoogte. Op een koperen of kunststof ketel (doorsnede 50 tot 80cm) is een vel gespannen. Vroeger gebruikte men kalfshuid, maar tegenwoordig steeds vaker synthetisch vervaardigde vellen. Door met een mallet op het vel te slaan klinkt een bepaalde toon. De toonhoogte is afhankelijk van de spanning van het vel en de plaats waarop het vel geraakt wordt. De grootte van de eronder liggende resonantieruimte bepaalt in welk toonbereik de pauk gebruikt kan worden. Bij de machinepauk wordt de velspanning geregeld met een hendel. De meeste moderne orkestpauken zijn uitgerust met een pedaal dat de spanning in het vel regelt. Met een mechaniek van trekstangen wordt de positie van het pedaal omgezet in de gewenste velspanning. Voor het gemak van de paukenist (of paukslager) wordt een toonwijzer toegevoegd om een visuele indicatie te geven van de velspanning. De toonwijzer geeft daarbij grofweg aan op welke toon de pauk ingesteld staat. De klankkleur is sterk afhankelijk van het gebruikte materiaal van de kop van de stok (kurk, leer, vilt) en van de plaats waar het vel geraakt wordt, en – in veel mindere mate – de constructie van de pauk.

MELODISCH SLAGWERK

De concert xylofoon is een muziekinstrument behorend tot het gestemde slagwerk dat bestaat uit twee rijen toetsen, die zijn opgehangen aan een op een frame gespannen touw. Een rij voor de witte toetsen, als je vergelijkt met de piano, en een rij voor de zwarte. Onder iedere toets kan een resonator hangen om de grondtoon te versterken. Omdat de toonhoogte (onder andere) afhangt van de lengte van de toets zijn de laagste toetsen veel langer dan de hoogste (hetzelfde geldt voor de resonatoren) De naam komt van het griekse xylos, dat ‘hout’ betekent. Er zijn meer instrumenten die in de volksmond onjuist ‘xylofoon’ worden genoemd: Een marimba is een aan de xylofoon verwant muziekinstrument uit de familie der idiofonen. Marimba’s worden zowel in volksmuziek als in klassieke muziek gebruikt. De marimba kan beschouwd worden als de alt of basversie van een xylofoon. Een 5-octaafs concertmarimba heeft een bereik van C2-C7, kleinere (makkelijker te vervoeren) marimba’s hebben een veel kleiner bereik A3-C7. Een vibrafoon is een muziekinstrument in de categorie slagwerk. Het lijkt op een xylofoon en marimba (ook idiofonen), maar waar bij deze instrumenten op houten toetsen wordt geslagen om geluid voort te brengen, gebeurt dat bij de vibrafoon op metalen toetsen. Om het geluid op elk gewenst tijdstip te dempen, bevind zich onder de vibrafoon een pedaal waarmee alle toetsen gedempt kunnen worden. Onder de toetsen van de vibrafoon zijn resonantiebuizen gemonteerd. In de opening van deze buizen zit een metalen plaatje dat met een motortje aan het draaien kan worden gebracht, waardoor een vibrato (trillend geluid) ontstaat. Hieraan dankt de vibrafoon dan ook zijn naam. Een glockenspiel is een idiofoon muziekinstrument bestaande uit twee rijen metalen staven (toetsen), doorgaans zonder resonator. Soms wordt wel de misverstanden oproepende benaming ‘klokkenspel’ gebruikt. Het instrument wordt bespeeld met stokken (ook wel mallets genoemd). De afmetingen van de toets (lengte en dikte) bepalen de hoogte van de voortgebrachte toon, waardoor de toetsen voor lage tonen veel groter zijn dan toetsen voor hoge tonen. In tegenstelling tot xylofoon en marimba wordt alleen de grondtoon gestemd. De boventonen van een klokkenspel zijn hierdoor niet harmonisch. Spelen van tertsen in het hoge register van een glockenspiel maakt doordringende (en meestal hinderlijke) tartini-tonen hoorbaar. Buisklokken zijn een instrument uit de slagwerkfamilie, behorend tot de klasse van de idiofonen. Het is een reeks buizen, die net als de toetsen op een piano zijn geordend. Met een houten hamer wordt aan de bovenkant van de buizen geslagen. Met een stang kan een dempermechanisme worden bediend om de klank van de buizen te dempen. De buizen zijn van boven gesloten en van onderen open. Buisklokken worden in de klassieke (programma)muziek vaak voorgeschreven om de klank van kerkklokken te imiteren. Dat is bijvoorbeeld het geval in buisklokkenpassages in de Ouverture 1812 van Tsjaikovski, de Symphonie fantastique van Berlioz en het symfonisch gedicht Le chasseur maudit van Franck. Grote bekendheid hebben de buisklokken ook gekregen door het album Tubular Bells van Mike Oldfield, dat naar het instrument genoemd is.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.